1. De infinitief van de werkwoorden gaat uit op -r: trovar (vinden) vider (zien) audir (horen) 2. De persoonsvorm is gelijk in alle tijden voor alle personen enkel- en meervoud. 3. Door het weglaten van de -r verkrijgt men de stam, die gebruikt wordt voor de onvoltooid tegenwoordige tijd : io trova/vide/audi = ik vind/zie/hoor tu trova/vide/audi = jij vindt/ziet/hoort etc. 4. Van de werkwoorden esser, haber en vader gebruikt men in de onvoltooid tegenwoordige tijd meestal verkorte vormen: es, ha, va. 5. De stam wordt ook gebruikt voor de gebiedende wijs. Vide! = Zie! Ascolta me! = Luister naar mij! Vade foras! = Ga weg! Veni hic! = Kom hier! 6. De gebiedende wijs van esser is sia. Sia contente! = Wees tevreden! Sia benvenite! = Wees welkom! 7. Ook de infinitief kan een bevel of een verzoek uitdrukken. Tener se al dextra! = Rechts houden! Non fumar! = Niet roken! 8. De onvoltooid verleden tijd wordt gevormd door de uitgang -va achter de stam te plaatsen. io trovava/videva/audiva = ik vond/zag/hoorde etc. 9. De onvoltooid toekomende tijd wordt gevormd door de uitgang -a achter de infinitief te plaatsen. Deze uitgang heeft de klemtoon. io trovara/videra/audira = ik zal vinden/zien/horen etc. 10. De onvoltooid toekomende tijd kan men ook uitdrukken met behulp van het werkwoord vader io va trovar io va vider io va audir etc. 11. De voorwaardelijke wijs wordt gevormd door de uitgang -ea achter de infinitief te plaatsen. De e van deze uitgang is beklemtoond. io trovarea/viderea/audirea = ik zou vinden/zien/horen 12. Het tegenwoordig deelwoord vormt men door -nte achter de stam te plaatsen. Als de stam op -i uitgaat, voegt men -ente toe. trovante = vindend vidente = ziend audiente = horend 13. Deze deelwoorden kunnen ook bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden zijn. Passante le loco del accidente, nos videva vulneratos = Toen wij langs de plaats van het ongeluk kwamen, zagen wij gewonden. Duo passantes videva le fugiente captivo = Twee voorbijgangers zagen de vluchtende gevangene. 14. De werkwoorden caper, facer, saper en de werkwoorden op -ciper, -ficer, -jicer, -spicer (bijv. reciper, calefacer, sufficer, prospicer) hebben een tegenwoordig deelwoord op -iente: faciente, sapiente, sufficiente 15. Het voltooid deelwoord heeft de uitgang -te, geplaatst achter de stam. trovate = gevonden vidite = gezien audite = gehoord 16. Met het hulpwerkwoord haber en een voltooid deelwoord vormt men de voltooide tijden. io ha trovate/vidite/audite = ik heb gevonden/gezien/gehoord io habeva trovate = ik had gevonden, etc. io habera trovate = ik zal hebben gevonden, etc. io haberea trovate = ik zou hebben gevonden, etc. 17. De lijdende vorm is een combinatie van het hulpwerkwoord esser met het voltooid deelwoord. illo es trovate/vidite/audite (per ... ) = het werd gevonden/gezien/gehoord (door ...) illo esseva trovate, etc. illo essera trovate, etc. illo esserea trovate, etc. illo ha essite trovate, etc. etc. 18. In vele gevallen, als de bedrijver van de handeling niet wordt genoemd, drukt de combinatie van esser met het voltooid deelwoord een toestand uit. Le vitro es rumpite = De ruit is gebroken/stuk Es illa maritate? = Is ze getrouwd? Iste citate es situate apud un grande laco = Deze stad ligt bij een groot meer 19. Interlingua heeft geen speciale vorm voor de aanvoegende wijs. In plaats daarvan gebruikt men de stam na het voegwoord que Que ille veni! = Dat hij kome! 20. Alleen het werkwoord esser heeft een vorm voor de aanvoegende wijs: sia. Que on sia caute! = Wees voorzichtig! 21. De infinitief kan als zelfstandig naamwoord worden gebruikt. Iste lamentar eterne me enoia forte = Dat eeuwige gejammer verveelt me enorm. Su travaliar es jocar = Zijn werken is een spel 22. Naast de regelmatige vormen van het werkwoord esser komen ook voor: io es = ik ben io era = ik was io sera = ik zal zijn io serea = ik zou zijn Ook de vorm son als meervoud van es is in gebruik: illes son = zij zijn. |