30-08-2012 Tekst van Piet Cleij Als esperantisten het over de woordvorming van esperanto hebben, geven ze hoog op van de superioriteit van het z.g. "autonome" systeem dat Zamenhof zo geniaal heeft bedacht. Met een beperkt aantal "grondwoorden", door Zamenhof tamelijk willekeurig en vaak in aangepaste (lees: verminkte) vorm uit diverse talen bijeengesprokkeld, en met zijn lijstje van voor- en achtervoegsels zou immers iedere Esperantist de rest van de woordenschat zelf kunnen maken. Het klinkt prachtig. Maar wat is deze kreet in de praktijk waard? Ja, natuurlijk, als de beginnende esperantist heeft geleerd dat "goed, hoog, warm en snel" in esperanto "bona, alta, varma en rapida" zijn, kan hij met gemak daarvan de tegengestelden "malbona, malalta, malvarma en malrapida" bedenken. Dat konden de eerste esperantisten in de negentiende eeuw ook al zo goed. Ze hebben zich dan ook en masse met Zamenhof op dit spel gestort en zijn zo begonnen een exotisch jargon op te bouwen, dat zich nog steeds uitbreidt en dat nu bestaat uit vele duizenden woorden zoals plimalvastigi, vortaro, netralavebla necesejo, sterkmiksajo, malliberejo, malsanulejo, petveturantino, lernejestro, duoniganto, eltrovi, elparoli, memstareco, eksedzigo, oleujego, krimbruliganto, terpomsenseliga trancilo, disigibleco, en ga zo maar door. Dit extravagante esperanto-vocabularium is dus het resultaat van de ongebreidelde fantasie van enige generaties inventieve en gretige esperantisten die sinds 1887 op het kunstmatige systeem van Zamenhof zijn losgelaten. Er rijst hier de belangrijke vraag: Wat is het nut en voordeel van zulke woorden voor de doorsnee esperantist? Kan hij gemakkelijker netralavebla necesejo dan bijvoorbeeld latrina (= interlingua) onthouden, nestelt lernejestro zich beter in zijn geheugen dan director de schola (= interlingua), en ook: kan en zal hij die lawine van "autonome" maaksels op zijn beurt opnieuw vormen door toepassing van de Zamenhofse regels? In principe zou het antwoord op deze laatste vraag bevestigend moeten zijn. Maar doet hij echt het knutselwerk van zijn vele voorgangers nog eens dunnetjes over? Natuurlijk niet! ele van deze "autonoom" gevormde woorden met hun gekunsteld voorkomen zijn gefixeerde elementen van esperanto geworden, waardoor het "autonome" karakter is verdwenen. De gebruiker van esperanto maakt ze heus niet meer zelf; hij leert ze als kant en klare woorden. Hij hoeft zich dan ook niet meer het hoofd te breken over de vele willekeurigheden die er in zijn opgesloten. Hem wordt bespaard zich af te vragen waarom je malsanulejo (in interlingua: hospital) moet zeggen, terwijl in een analoog geval van woordvorming zoals malliberejo (in interlingua: prision) de lettergreep -ul ontbreekt, waarom een kerk (in interlingua: ecclesia) een pregejo is en niet een predikejo, waarom vortaro een woordenboek (in interlingua: dictionario) is en niet een gedicht of een paragraaf of nog iets anders, een flugilo een vleugel (in interlingua: ala) is en niet een vliegtuig (in interlingua: avion), enz. enz. Ook zal hij zich niet meer hoeven te verbazen over talloze raadselachtige woordvormen, zoals met name een Franse esperantist dat zou doen over eltrovi, elparoli en memstareco (in interlingua: inventar, pronunciar en independentia). Zo zit esperanto barstensvol met de wonderlijkste woordvormen, die ook bij een aantal esperantisten wel wat zwaar op de maag liggen. Vandaar dat, nadat er vooral in de eerste periode van esperanto getracht is zo veel mogelijk internationale woorden door eigen maaksels weer te geven, de laatste jaren een duidelijke tendens in tegengestelde richting valt te bespeuren. In plaats van het Zamenhofse elrigardi zien we tegenwoordig bijna altijd aspekti, terwijl vagonaro ook meestal wordt vervangen door trajno, en nesangigema moet wijken voor konstanta. Je komt deze beter herkenbare woorden naast de ouderwetse charades veel tegen in het grote moderne "Esperanto-Deutsch Worterbuch" uit 1999 van Erich-Dieter Krause. Als het daarbij om afleidingen gaat, passen deze internationale woorden niet in het "autonome" afleidingssysteem van Zamenhof. Terwijl in interlingua de woorden abstinentia en administration volkomen regelmatige afleidingen zijn van abstiner en administrar, ontbeert het in esperanto aan regels om abstinenco en administracio op regelmatige wijze af te leiden van abstini en administri. Mijn conclusie is: 1. Het "autonome" systeem van Zamenhof produceert een afgrijselijke berg van de meest bizarre woorden, die door de gebruikers van esperanto als gefixeerde woorden worden geleerd. 2. De afgeleide internationale woorden in esperanto hangen als los zand aan elkaar, want ze kunnen niet op regelmatige wijze worden afgeleid. Ze vallen immers buiten het systeem van Zamenhof. |